DE SUZUKI-METHODE

Iedereen heeft talent, iedereen kan leren een instrument te bespelen op een muzikale manier.

Dr. Shinizi Suzuki noemde zijn methode ook wel de "moedertaalmethode".
Jonge kinderen zijn in staat een taal aan te leren, in korte tijd kunnen zij hun moedertaal spreken met precies de tongval van hun omgeving. Al op zeer jonge leeftijd hebben ze dus goede oren met gevoel voor detail. Ze zijn zo slim dat ze zich aan grammaticale regels kunnen houden. Hun vermogen om de geleerde woorden te onthouden wijst op een reeds goed functionerend geheugen.

De invloed van de omgeving is hierbij groot. Een kind dat opgroeit in China zal in de regel Chinees gaan spreken en geen Nederlands. Een kind dat opgroeit in een omgeving waar schelden en schreeuwen tot de normale omgangsvormen behoren, zal zich op een dergelijke manier gaan uiten. Een kind dat zou opgroeien in een taalloze omgeving zou niet gaan spreken.

Suzuki redeneerde als volgt: als kleine kinderen in staat zijn een taal perfect te leren spreken, moeten ze ook in staat zijn goed te leren vioolspelen.
Hij zette een aantal voorwaarden en omstandigheden waaronder een kind zijn moedertaal leert op een rijtje:
  • een liefdevolle, taalrijke omgeving, waarin het kind vanaf zijn geboorte voortdurend is blootgesteld aan de taal, aanvankelijk zonder er maar iets van te begrijpen
  • een stimulerende, positieve benadering door die omgeving, met een hoofdrol voor de ouders. Op een nieuw aangeleerd woord wordt enthousiast gereageerd, ook als het woord nog niet perfect wordt uitgesproken. Jantje zegt voor 't eerst toew. Zijn moeder zegt niet: "Jan, dat is fout, het moet stoel zijn". Nee, ze is trots op hem en prijst hem: "Ja, goed zo: stoel".
  • Herhaling van de aangeleerde woorden. We zeggen niet: Zo, dit woord ken je, nu hoef je het nooit meer te zeggen. Door te spreken wordt het geleerde bijgehouden. Het repertoire vormt een brede en stevige basis om op verder te bouwen.
  • Kinderen leren over het algemeen eerst spreken, daarna pas lezen.
Bijna alle kinderen, niet alleen degenen met een bijzondere talenknobbel, zijn in staat op deze manier hun moedertaal te leren spreken.

Bovengenoemde voorwaarden en omstandigheden vinden we terug in de Suzuki-les.


De Suzuki-les in de praktijk

We proberen een omgeving te creëren waarvan muziek op een vanzelfsprekende manier deel uitmaakt, waar de kinderen dikwijls muziek horen, mooie muziek, in mooie uitvoeringen. De leerlingen krijgen ook een cd met de muziekstukken die ze zullen gaan spelen; het is de bedoeling dat ze die vaak horen, zodat ze weten hoe een stuk klinkt, voor ze het beginnen te studeren.

Drie partijen zijn van invloed op het verloop van de muzikale ontwikkeling van het kind: het kind zelf, de leraar en de ouders. Alle drie zijn ze even belangrijk. Het is niet nodig dat ouders zelf kunnen pianospelen of anderszins muzikaal geschoold zijn; het is voldoende als ze belangstelling hebben. Aangezien de ouders thuis de belangrijkste rol spelen in de muzikale opvoeding van hun kinderen, komt een van beiden altijd mee naar de les, maakt aantekeningen en leert van de leraar wat er die week thuis geoefend moet worden. In veel gevallen krijgen ze zelf eerst een tijdje les, zodat ze wat van de techniek leren begrijpen en een paar liedjes kunnen spelen. Ze ervaren dan ook aan den lijve, hoe lastig houdingen of bewegingen kunnen zijn en dat vergroot hun waardering voor de prestaties van hun kinderen. De ouders zijn de "thuisleraar": ze oefenen dagelijks samen met hun kind en zorgen dat de cd regelmatig te horen is. Ze hebben ook een belangrijke rol in het motiveren van de kinderen. De ouder woont de lessen bij tot het kind helemaal zelfstandig kan komen en oefenen.

Aanvankelijk wordt in het onderricht veel gebruik gemaakt van imitatie; imitatie behoort immers tot de natuurlijke leermethoden van het kind. Door imitatie leert een kind spreken en het is vervolgens in staat om zijn persoonlijke, originele ideeën onder woorden te brengen. Zo zal het zich ook, met behulp van zijn - door imitatie verkregen - instrumentale vaardigheden, op zijn eigen, persoonlijke manier muzikaal leren uiten.

De Suzuki-methode kent een vast basisrepertoire. Elk stuk hierin heeft zijn specifieke leerdoelstellingen en elk stuk steunt op vaardigheden die in voorgaande stukken werden aangeleerd. Afhankelijk van de behoefte van de leerling kiest de leraar muziekstukken uit om te laten spelen naast dit basisrepertoire. De eerste stukjes die de kinderen leren spelen zijn variaties op Kortjakje. In deze variaties komen de belangrijkste principes van de techniek aan bod. Eenmaal aangeleerde stukken blijven op het repertoire. Naar "oude" stukken wordt regelmatig teruggegrepen, ze worden dan weer op een ander niveau gestudeerd.

Zoals kinderen eerst leren spreken en dan pas lezen, spelen Suzuki-leerlingen aanvankelijk alles uit het hoofd. Pas later, als ze de basisprincipes van de techniek enigszins onder de knie hebben en in staat zijn eenvoudige stukjes te spelen, wordt begonnen met noten lezen.

Iedereen kan het leren: iedereen kan - als hij dat wil - mooi leren spelen met een mooie toon. Suzuki zei: "Tone is living soul", je zou kunnen zeggen: je toon is de stem van je ziel. Het is de taak van de leraar de leerling te voorzien van het juiste "gereedschap". Met behulp van het juiste "gereedschap" kan iemand zich uiten via het instrument. De Suzuki-techniek is bij alle instrumenten gebaseerd op een goede toonvorming. En gezien de invloed van de houding op de toonvorming, wordt vanaf de eerste les veel aandacht besteed aan hoe de kinderen staan of zitten. Voor wat betreft de principes van de techniek is afgekeken (en afgeluisterd) bij grote musici. Haruko Kataoka, die de Suzuki-methode voor piano heeft opgezet, heeft haar methodiek afgeleid van de manier waarop pianisten als Vladimir Horowitz, Arthur Rubinstein, Dino Lipatti of Alicia de la Rocha het klavier benaderden.


Door wie wordt Suzuki-onderwijs gegeven?

Suzuki-leraren hebben na hun beroepsopleiding aan een conservatorium een speciale docentenopleiding gevolgd (de zg. Teacher's Training), gegeven door een door de Internationale Suzukivereniging erkend teacher-trainer. In deze opleiding wordt gewerkt aan studie van repertoire, techniek en methodiek. De opleiding bestaat uit 5 opeenvolgende graden (levels). Elke graad wordt afgesloten met een examen voor een internationale examencommissie.


Wie was Suzuki?

Shinizi Suzuki werd geboren in Japan in 1898. Zijn vader had een vioolfabriek opgezet. Na zijn middelbare schooltijd ging Suzuki, zonder ooit zelf op een viool gespeeld te hebben, in het bedrijf van zijn vader werken.
Hij had echter als zeventienjarige als eindexamencadeau van zijn vader een grammofoon gekregen, een grote bijzonderheid in die tijd in Japan. Hij kocht zijn eerste plaat: Ave Maria van Schubert, gespeeld door de violist Misha Elman. Diep onder de indruk kocht hij de volgende dag nog een opname van Elman, een menuet van Haydn. Hij oefende dag en nacht en na een maand had hij zichzelf geleerd het menuet te spelen.
Hij werd door zijn familie in de gelegenheid gesteld alsnog viool te gaan studeren. Begin jaren twintig van de vorige eeuw kwam hij naar Europa. Hij woonde in Berlijn en studeerde acht jaar bij Karl Klingler, een leerling van Joseph Joachim. In het Berlijn van de jaren twintig hoorde hij tijdens zijn veelvuldige concertbezoeken de grote musici van die tijd spelen. Hij kwam in contact met Albert Einstein, die behalve een beroemd fysicus ook een bekwaam amateurviolist was.
In Berlijn leerde hij zijn vrouw kennen, een Duitse, en met haar keerde hij terug naar Japan. Daar was hij werkzaam als violist en vormde samen met drie broers het Suzuki-kwartet, dat wekelijks op de pas opgerichte Japanse radio te horen was.
Kort na WO II, in 1946, kwam hij met een eerste publicatie over 'talent education' en begon hij op grote schaal les te geven volgens zijn methode. Hij wilde de kinderen in zijn land, dat aan de grond zat, een nieuwe toekomst geven.

Shinizi Suzuki was een man met een grote liefde voor kinderen. Het was zijn levensdoel kinderen te laten opgroeien tot gelukkige, waardevolle mensen. Hij was er van overtuigd dat de manier om dat te bereiken was via onderwijs en opvoeding. Uitgaande van het principe van de moedertaalmethode moet het belang van het kind als mens centraal staan. Niet de instrumentale prestatie komt op de eerste plaats. Goed leren spelen maakt deel uit van de ontwikkeling tot een gedisciplineerd, bekwaam en fijngevoelig individu.